Over het riooldeksel dat de lucht in vloog, de beekadmiraal, superMieMot en de haasbaron

De riolen zwollen op. Als een donkere beek in een hellebos viel de regen over boomkruinen, over straatlantaarns, over lege straten. De riolen verslikten zich. Gerommel ondergronds, iets wou ontsnappen. Het ding woelde, rochelde in de rioolkoker. Het gietijzeren riooldeksel lichtte nog even op tot het ding zijn rug rechtte en het zware deksel de lucht in spuwde wel 5 meter hoog. Het water spoot nog hoger, 10 meter. De reuzeaardworm glibberde het riool uit, de straat over, het Natland terug in.

Opa Bos en Flo stonden die hellenacht met open mond achter het raam toe te kijken.

Niemand geloofde ons. De burgemeester niet, de rioolagent niet, de buren niet. We schreven brieven, mailden, we telefoneerden.
Een reuzeaardworm in het riool van ons
dorp? Kom, kom, dat is toch te gek voor
woorden! Wie gelooft er nu nog een 93-jarige en zijn zoon, die fantast?  

[Opa Bos toont op de foto het riooldeksel dat die onweersnacht de lucht in vloog toen de reuzeaardworm ontsnapte uit het riool.]

Maar denk niet dat dit nu einde story is; het verhaal komt nu pas goed op dreef!   Flo en zijn Opa konden maanden later hun nieuwsgierigheid – noodzakelijk voor elk avontuur – niet langer bedwingen.

En dát verhaal zal Flo nu vertellen.

De reuzeaardworm had zich niet meer vertoond. Maar, en dat wisten wij zeker, zo’n lange harige aardreus moest zich ergens verschuilen. Waar konden we onze zoektocht beter starten dan in het riool zelf dat er in de hete zomer van 2018 kurkdroog bij lag? Opa Bos en ik kropen dus het riool in op verkenning.

De rioolkever die we er als eerste ontmoetten snakte naar water. Hij sméékte ons om water. Opa had een flesje koel bruis meegenomen omdat hij vermoedde dat het wel eens een lange dag kon worden onder de grond. Hij haalde het flesje boven, gaf het aan de rioolkever die zonder blikken of blozen, – ongemanierd eigenlijk – het hele flesje in één teug uitdronk. Zijn oogjes in zijn kleine keverkop op zijn paars fluorescerend schild leefden op. Hij was Opa dankbaar.’Merçi, merçi, dorstigen laven is een schone deugd. Drinken in deze riool is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Voor vers water moet ik steeds een hele weg afleggen naar Natland, vertelt de rioolkever, en daar in Natland waakt de Beekadmiraal als een tiran over zijn voorraad water. De Beekadmiraal is, op zijn zachtst gezegd, niet de vriendelijkste hier. Kevers moeten hoge tol betalen om zijn burcht binnen te komen. Als je weigert tol te betalen, kom je niet aan vers water!

Kom we kruipen verder naar Natland, want nu jij ons flesje bruis hebt leeggedronken, zullen wij opnieuw drank moeten zoeken, zegt Opa. Kever, wijs ons de weg!’ De rioolkever stak nog meer lichtjes aan op zijn gewei, op zijn voelsprieten en op zijn rug. Dat hielp, in de verlichte tunnel trokken we verder.

In het riool kwamen we een aarden afslag tegen en begrepen nu waarom het riool zo verstopt kon geraken. De afslag was ook de wc van de reuzeaardworm; half vers, half compost. Het stonk er naar kak van schepsels die nooit het zonlicht zien. Mestkevers, torren en pieren woelden in de dampende hoop. Vriendelijk begroetten zij  de veel grotere rioolkever. We wrongen ons, de rioolkever op kop, langsheen de stinkende verstopping en legden nog 100 meter af door de droge aarden gang.

Aan een nieuwe afslag in dezefde gang lag de reuzeaardworm in een grot van 3 meter lang , 1,5 meter breed en 80 cm hoog opgerold te snurken.

Kan hij vervelend doen als hij wakker wordt?’ vroeg ik aan de rioolkever. ‘Neen, de reuzeaardworm  ziet er schrikwekkend uit en, toegegeven, hij is oersterk – een fel gespierde kerel – maar wij kevers zijn blij dat hij er is. Hij beschermt ons tegen de tirannie van de Beekadmiraal. In geval van nood, bijvoorbeeld tijdens hete zomers zoals deze, helpt de reuzeaardworm ons om aan water te geraken. Hij trekt er dan op uit, opent het riooldeksel op straat, zoekt waterputten op bij mensen, zuigt zich  vol met water en keert met een watervoorraad terug waarvoor we geen tol hoeven te betalen. Goeie kerel, onze aardworm. De beekadmiraal ziet dat niet graag gebeuren, maar hij houdt de reuzeaardworm toch liever te vriend. Dat is te begrijpen, het is zo’n groot sterk beest.’

Kom, we gaan kijken of de beekgarnalen ons binnenlaten,’ zei de rioolkever en hij sluisde ons verder langsheen de snurkende reuzeaardworm die één oog opendeed maar algauw weer goedmoedig sloot. Nu voelden we dat de aarde vochtiger werd en we zagen een onderwaterbeekburcht opdoemen.

‘Wij willen de Beekadmiraal spreken, misschien een glaasje water drinken en een voorraadje drank inslaan’ zei de rioolkever aan de beekgarnalen die de burcht bewaken. ‘Eerst betalen, dan drinken’, antwoordden de wachters die met de scharen van hun voorpoten kletterden tegen hun harnas en ondertussen met hun voelsprieten onze zakken aftastten naar geld. ‘Betalen, cash in harde valuta, geen krediet’, de beekgarnalen hadden duidelijke bevelen en weinig geduld met bezoekers.

Ook de beekgarnalen hadden dorst en verlangden naar fris water. En omdat ze zo’n grote dorst hadden waren ze nerveus en gevoelig voor elk verkeerd woord. Opa Bos besefte dit en maande mij aan tot zwijgen. Hij vroeg de beekgarnalen vriendelijk om hun sprieten thuis te laten en hij toverde een zakje tevoorschijn dat om zijn hals hing. ‘Ik betaal in harde munt als jullie ons tot bij de Beekadmiraal brengen,’ zegt Opa en hij rammelde met de munten in het zakje in zijn hand. ‘Als jullie maar betalen aan de Beekadmiraal; wij mogen onze post niet verlaten, zei één van de beekgarnalen die een dikker harnas droeg dan de anderen. De beekpaardjes zullen u begeleiden naar de Beekadmiraal. Daar komen ze!’

Terwijl de beekgarnalen onbeleefd, ja onbeschoft, waren tegen ons, waren de beekpaardjes vriendelijk, zelfs verleidelijk. ‘Kom mee, we brengen jullie naar onze Beekadmiraal,’ knipoogden ze. Onze vriend de rioolkever voelde zich niet op zijn gemak en maande ons aan om waakzaam te blijven.

Onverhoeds doken de Modderpad, de Wortelvreter en de Schaartor op en met z’n drieën duwden ze ons brutaal op de grond. Opa kneusde zijn rib en ik voelde een buil op mijn kop opbollen. Protesteren konden we niet, want de Modderpad had ons al vast bij de schouders met zijn beide modderige modderpoten; de tandeloze Wortelvreter pakte ons beet bij de voeten en de nagelscherpe Schaartor leidde ons onzalig groepje weg langs de druipende muren van de waterburcht. Modderpad spuwde nog gelig slijm dat aan mijn mouwen bleef kleven en Wortelvreter vrat aan de broekpijpen van Opa. Schaartor schalde scherp dat er een eind moest komen aan dat geslijm en gevreet. Wij werden hardhandig voor de voeten van de Beekadmiraal gesleurd. ‘Eindelijk! Wat moet dat, mijn domein betreden zonder visum. Jullie hebben een achterbaks plan en dat bevalt mij niet! Spreek op! Welk is jullie geheime opdracht, onverlaten, crapuul!’

Opa Bos gebaarde dat hij het woord wou nemen. ‘Ik ben de oudste van het dorp, ouder dan ik is hier niemand in Natland, ik heb recht van spreken. Ik heb dit bos zien groeien, eerst weiland daarna moeras, dan weer populierenbos, rooien en woelen, vijvers graven en vervuilde beken proper maken, wandelpaden trekken en bomen vellen, infoborden plaatsen en bevers loslaten…..dat allemaal heb ik hier zien gebeuren. Zonder mij, zou de burgemeester een waterpretpark van dit Natland gemaakt hebben en Mister Barnes van Droogland een festivalweide zoals in Werchter. Dat zou hier geschied zijn, zonder mij….ik die ouder ben dan U, bijna honderd jaar, mijnheer de  Beekadmiraal. Dit is de waarheid, de volledige waarheid.

De Beekadmiraal werd warempel stil op zijn admiraalstroon; verschool zich even achter zijn admiraalspet; dacht diep na en zei: ‘Opa Bos, mijn respect, zonder u zou Natland drooggelegd zijn en Populierenland zijn geworden. Mijn waterburcht heb ik kunnen bouwen dankzij U. Ik bied jullie vrije doorgang naar Droogland – zonder tol – en jullie krijgen van mij drank mee zoveel als jullie kunnen dragen.’

De rioolkever kon nu vrij terugkeren naar huis. Opa Bos en ik haalden opgelucht adem, al werd de buil op mijn kop almaar dikker en voelde Opa zijn gekneusde rib knagen. ‘Terugkeren? Geen sprake van,’ we knikten naar mekaar  en zouden – nieuwsgieriger nog – die nieuwe wereld onder Natland en  Droogland verder verkennen.

Modderpad, Wortelvreter en Schaartor, die nu diep voorover bogen voor ons -de nieuwe vrienden van hun baas de Beekadmiraal – boden ons aan om ons te begeleiden langs de aarden gang naar Droogland. Het werd er almaar droger. Na 100 meter werd het voor Modderpad, Wortelvreter en Schaartor té droog en keerden ze zuchtend en grollend terug naar Waterland met in hun spoor gele slijm, nat gekauwde wortels en stuk geknipte lisdodden. ‘Blij dat we die rare jongens kwijt zijn!’ zuchtte Opa Bos.

We struikelden verder door de tunnel tot waar een lichtstraal door de droge bovenwand een kloof van 3 meter lang, 2 meter hoog en 1,50 meter breed onthulde. Een warrige wolk van nachtvlinders dimde het invallend licht. Op een verhoogje zagen we een wezen languit liggen met harige vleugels gedrapeerd over een stoffige sofa. ‘Welkom, zei een vrouwenstem, ik ben SuperMieMot, ik leef onderaards in mijn mottenpaleis waar voldoende licht binnenvalt. Wasmotten, fruitmotten, kleermotten, koolmotten en meelmotten brengen mij alles wat ik nodig heb. Maar vooral parfum! Vooral parfum! Als jullie parfum meegebracht hebben geef ik jullie doorgang. …zo niet roep ik de gifmotten en staat jullie een verschrikkelijke dood te wachten.

Opa haalde uit zijn binnenzak een witte tube zonder etiket. Ik besefte onmiddellijk dat dit zalf was van apotheker De Pelicijn; de zalf gemaakt van haar geheim recept tegen jeuk van muggen en dazen. Ik zweeg maar dacht ‘Opa, deze zalf is toch geen parfum.’ Maar Opa gebaarde opnieuw dat hij het woord wou nemen. ‘Ik ben de oudste van het dorp, ouder dan ik is hier niemand in Droogland , ik heb recht van spreken. Ik weet dat het mottengild gegeseld wordt door vileine steken van muggen en dazen. In dit bos heb ik ze weten toestromen met duizenden tegelijk. Muggen en dazen berokkenen U, SuperMieMot, ellendige jeuk en overbodig gekrab. Deze zalf tegen de jeuk is beter dan welk ander mottenparfum, van welk befaamd merk dan ook. Ik adviseer U om deze zalf te proberen.’ SuperMieMot hoopte inderdaad verlost te worden van de gesel van de jeuk. Zij tastte  – eerst aarzelend – met haar beide antennes de tube af, schroefde de dop los met vinnige pootjes, rook aan de zalf, lachte en smeerde dan de ganse tube uit over haar beide vleugels.

De jeuk stopte wonderwel na enkele minuten. ‘Inderdaad Opa Bos, het is dan wel geen parfum Dior # 5, maar deze zalf is een zegen voor ons Motten. Ga terug naar apotheker De Pelicijn en ontfutsel haar het geheim recept. Met dat recept laat ik dan mijn apotheker mijn eigen wonderzalf bereiden in vaten van 50 liter.’ 

Opa wist dat hij het geheim recept van apotheker De Pelicijn niet kon krijgen, maar gelet op de benarde situatie waarin we weer verzeild waren geraakt, meende hij dat een leugentje om bestwil nu op zijn plaats was. Hij beloofde SuperMieMot dat hij het recept eerstdaags zou retourneren per koerier. SuperMieMot besefte dat zij op Opa Bos moest vertrouwen en zij deed met haar ringvinger teken dat Flo en Opa Bos mochten vertrekken. In een wolk van harige motten werden we begeleid naar de toegang van het onderaards kasteel van Baron Haas, honderd meter verderop onder Droogland.

Jullie wonen hier mooi en droog, zo sprak ik het groepje haasjonkers en haasjonkvrouwen dat op ons afkwam toe. Die Haasbaron van jullie heeft zijn zaakjes goed voor mekaar, zo te zien’. Ontvangskamer, eetzaal, gelagzaal, groentenserres, wortelbrouwerij, bakkerij, suites, kamers met ontbijt, het Kasteel Drooghaas maakte indruk op ons. De haasjonkers waren enthousiaste jonge kerels die zonder schroom verder bleven dartelen met de haasjonkvrouwen. ‘Wij brengen jullie naar onze kasteelheer Baron Haas,’ zegden ze. Opa en ik liepen nog langs de kasteelserres als Baron Haas ons al kwam toegesneld met open armen, getrimd ringbaardje, colbertje, fluwelen halflange broek, kniekousen en, verrassend, grote blote poten. ‘Welkom op Kasteel Drooghaas; hier hebben we sinds mensenheugenis, sorry haasheugenis, gewoond. In onze serres verbouwen we penen, oeroude oranje, rode, lichtgele, groene en witte peenrassen die je niet meer vindt in de handel. We sparen het zaad, verkopen, ja verzenden het naar alle liefhebbers van oude peen, waar ook ter wereld. De Wortel is en blijft een sterk product. Geliefd op elk bord. Daarom  ontvangen we hier internationale gasten die aan peenbehoud en peenherwaardering doen. Onze kamers zijn meestal volgeboekt.

Opa Bos kweekte ook wortelen in zijn groententuintje. Baron Haas vroeg geïnteresseerd  naar de soort, kleur, grootte en smaak van Opa’s wortelen. Ondertussen keek ik mijn ogen uit naar de dartelende haasjonkers en haasjonkvrouwen.

Kunnen we hier overnachten?’ vroeg Opa aan Baron Haas. Ik glimlachte en hoopte dat Baron Haas ‘ja’ zou antwoorden.

Ja, de suite op de bovenverdieping van ons kasteel Drooghaas is nog vrij. Ik wens jullie een goede nachtrust, slaapwel!

________________________________________________________________

Mijn vader heeft jarenlang, telkens als het stortregende, ook ’s nachts, klaargestaan met het pikhouweel (zie foto) om het riooldeksel te lichten. Brieven, e-mails, telefoons, aandringen om de blockage in het riool weg te werken, hielpen niet. Tot de zomer van 2018, toen uit camera-inspectie van het riool bleek dat twee kapotte stukken rioolbuis de blockage veroorzaakten en het ‘rioolagentschap’ twee nieuwe  stukken plaatste. Waarvoor dank.  

HOTEL PAPA aan de machtige rivier 

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s