
Vijf knotwilgstammen aangekleed met wit afdekvliesdoek.
Tuinier Werner en ik hadden drie rijen wilgen geknot. Dit was de laatste rij. Naast de wilgen lag een bed andijvie met nog afdekvliesdoek op die gebruikt was om de andijvie te beschermen tegen de vrieskou. De ergste koude was achter de rug en het doek mocht weg. Ik dacht het ergens te drogen te leggen, bedacht me en wikkelde het doek om de knotwilgen. De wind speelde in het doek.
Zo bleef het doek rond de wilgen een week hangen. De wind trok het één enkele keer los en dan wikkelde ik het opnieuw rondom de kroon.
Ik maak deze foto en kijk er met verbazing naar.
Had ik doek gewikkeld rond het hoofd van vijf blinden? En leek dit niet op het schilderij van Breughel met de blinden die mekaar vertrouwen en voorttrekken tot ze in de put vallen?

Misschien had ik doek gewikkeld rond het hoofd van vijf passanten? Vluchtelingen?
Of had ik doek gewikkeld rond het hoofd van de vijf achtergebleven vrouwen van de vijf passanten? Of zijn het strompelende schimmen, aangevoerde bruiden?
Na een week wikkelden Werner en ik het doek af en plooiden het op.
Een half jaar later zijn de vijf knotwilgen van de foto opnieuw aangekleed, door de natuur zelf dit keer. Ze zijn ingeburgerd.

Hotel Papa aan de Machtige Rivier